Vrij zinnige wandeling van HV Londerzeel op 28 januari 2018 langs de Houtekietroute

(samengesteld door Nini Vrijens, gebaseerd op o.a. teksten uit de boeken van G. Walschap en Jos Borré)

Start aan het standbeeld van Gerard Walschap op de parking van het Gemeenschapscentrum Gerard Walschap.

Gerard Walschap werd in 1898 geboren en overleed op 25 oktober 1989.

“Wat telt in een leven, is de intensiteit van dat leven, niet de lengte ervan”. (Jacques Brel).

De bedoeling is langs een deel van de Houtekietroute een wandeling te maken en aan de hand van teksten van Gerard Walschap en enkele gedichten te komen tot waarden als gelijkwaardigheid, vrijheid en solidariteit die het vrijzinnig humanisme kenmerken.

Er is in het Vlaanderen van de twintigste eeuw geen literair auteur denkbaar die zich ruimer en feller in het openbare debat over zo brede maatschappelijke en literaire aangelegenheden heeft gemengd.
Hij heeft het deels zelfs mee richting gegeven. Walschaps levensverhaal is het verhaal van een omstreden en soms pijnlijke ontvoogding, een expeditie naar bevrijding en een duurzame nieuwe zingeving – van vanzelfsprekend katholiek in een door de kerkelijke overheid en het geloof gedomineerde samenleving naar een zelf beschikkende, vrijzinnige overtuiging staat hij model voor wat talloze Vlamingen in stilte, maar niet zelden in even dramatische omstandigheden hebben doorgemaakt. Die ontwikkeling verkoos hij in het openbaar te maken, omdat hij ervan overtuigd was dat hij in naam van vele anderen sprak. Hij vertolkte de dwingende behoefte om de mens een moreel menswaardig bestaan te garanderen, in een geseculariseerde wereldvisie.
Vandaag heeft Walschap recht op een blijvende erkenning van zijn totale, levenslange inzet

We nemen de St. Jozefstraat richting Koesteert en nemen 50m voorbij de Jan Hammeneckerstraat rechts de voetweg (St Jozefstraat) en lopen de voetweg af richting Breendonkstraat.

In de Romeinse tijd waren hier bossen, heide en water doorsneden door twee verbindingswegen Asse-Merchtem-Mechelen en Wolvertem-Schelde.
Op het kruispunt bouwen de heren van het land van Grimbergen een burcht (vernield door Alva): Lundersella (zeel = woonplaats van de Lundweri = bosbewoners).
Vanaf de 14e E begonnen kleine boeren of “kossaten” (lijfeigenen van de kasteelheer) de heide te ontginnen. Boerenhoven en molens getuigden van toenemende welvaart en in de 18e E was het grootste gedeelte ontgonnen.

In 1/1/1977 fusie = 3683 ha.

De Groene gordel:

De Groene Gordel is de landelijke zone rond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Londerzeel bevindt zich in het noordwesten van de Brabantse Kouters.

We nemen de Breendonkstraat en slaan linksaf in de Neeravert tot aan de gedenksteen van “de slag van Neeravert”.

Gedenksteen van de “Slag van Neeravert”

Bij de Slag van Neeravert verloor het 12de Liniebataljon, de eenheid die op 29 september 1914 de slag vocht, 127 soldaten en 3 officieren. 
Op 10/10/2014 werd op het monument een tegel onthuld met het embleem van het 12de Linie.

In Flanders fields (luitenant-kolonel John McCrae, 1872-1918. Canadees dichter, chirurg, auteur, kunstenaar, militair tijdens de Eerste wereldoorlog. Chirurg tijdens de Slagen in Ieper, sterft in Boulogne)
 
In Flanders fields the poppies blow Between the crosses, row on row That mark our place; and in the sky the larks, still bravely singing, fly scarce heard amid the guns below.
We are the dead.
Short days ago, we lived, felt dawn, saw sunset glow, loved, and were loved, and now we lie In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands we throw the torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die, we shall not sleep, though poppies grow In Flanders fields.

In Vlaanderens velden (1915)

“In Vlaanderens velden bloeien de klaprozen
Tussen de kruisen, rij aan rij die onze plek aangeven; en in de lucht vliegen leeuweriken, nog steeds dapper zingend ook al hoor je ze nauwelijks te midden van het kanongebulder aan de grond.
Wij zijn de doden. 
Enkele dagen geleden leefden we nog, voelden de dauw, zagen de zon ondergaan, beminden en werden bemind en nu liggen we in Vlaanderens velden
Neem ons gevecht met de vijand weer op: Tot u gooien wij, met falende hand de toorts; aan u om haar hoog te houden 
Als gij breekt met ons die sterven zullen wij niet slapen, ook al bloeien de klaprozen in Vlaanderens velden.”

Wat is de rol van de klaprozen (poppies)?
Klaprozen bloeien als andere planten in de buurt dood zijn.
Klaprozenzaden kunnen jarenlang op de grond liggen en pas beginnen te groeien als de nabije planten en struiken weg zijn, bijvoorbeeld als de grond werd omgewoeld en vervuild.
Natuurlijk was de grond rond de loopgraven in de Eerste Wereldoorlog grondig 'omgespit' en besmet door de gevechten en bombardementen.
McCrae moet dan ook honderden klaprozen hebben zien bloeien toen hij in 1915 het gedicht schreef.
Maar de klaproos heeft nog een andere betekenis in ‘In Flanders fields’. 
Sommige klaprozen, die gerekend worden tot de papavers, worden gebruikt om opium en morfine van te maken; morfine is een sterk verdovend middel dat vaak werd gebruikt om de pijn van gewonde soldaten te stillen - soms voor eeuwig.
De laatste verzen ‘We shall not sleep, though poppies grow’ duiden op de verdovende werking van morfine.

We gaan terug tot aan het Bos van Neeravert.

Het bos is in 1988 aangeplant door de kinderen van de lagere school.
Vroeger was het een onverzorgde woestenij. Walschap situeerde hier zijn roman ‘Houtekiet’.

Houtekiet (1939)

Het thema is de stijd tegen en de invloed van de macht van adel, gerecht, kerk, normen en waarden en de samenleving in het algemeen. Het verlangen naar VRIJHEID.
Het ontstaan van het dorp Deps. “Uit de wildernis, met letterlijk niets, is het in weinige jaren opgebouwd door twee eigenaardige, zeldzame, harde mensen, Jan Houtekiet en Nard Baert. Zij waren niet beminnelijk, hun nazaten ook niet.
Deps leeft harder, trotser, woester.” Houtekiet was de verpersoonlijking van ongebreidelde oerkracht en hartstocht, van een naturalistische levenslust die zich in geen godsdienstig kader laat inpassen (p602).
Deps was sinds eeuwen een wildernis vol kattestaarten, brem, heikruid, bramen. Het is daar dat de melkster Lien Houtekiet ontmoet. Houtekiet wordt in de gruwelverhalen beschreven als een monster. Maar Lien vindt hem schoon. 
“Hij neemt met grote eenvoud haar borsten en ontknoopt haar jas. Zwaar en rood ligt haar hoofd op de flank van de koe. Als hij zijn hoofd onder haar arm doorsteekt om aan haar harde, witte borst te zuigen wringt hij haar van de driepoot. Voor een tweede maal breekt zijn geweld los over haar lichaam. Zij kleedt zich op de rug liggend uit. Hij zei niets, maar wat op dat uur overal rondom hen gebeurde herhaalde hij, even argeloos en verwoed. Die nacht wekt zij hem voortdurend, niet alleen van geluk, ook van stijfte” (p. 617).
“Haar lippen openen zich nat en onnoemelijk week” (p. 633).
“Op Deps trekken ze zich van paternosters en de hele godverdomme niks meer aan” (p.634).
“Voor Houtekiet was een priester nooit iets anders geweest dan een man” (p 636).
In die tijd was de priester nog ongeveer almachtig op het platteland. Hij raadde de onderpastoor aan geen voet meer op Deps te zetten. De evangelisatie van Deps was met die ene proef voor vele jaren mislukt.
“En het dorp breidt uit, want van overal komen mensen die in een samenleving willen wonen waar men vrij is en mag doen wat men wil.”
(JosBorré, Gerard Walschap, een biografie, De Bezige Bij, Antwerpen,738pp).

Drinkstop met door Jarich gebrouwen jenever

We gaan terug tot aan de Breendonkstraat en nemen naar links de richting naar Broekveld.

Villa Vogelzang

Door de aanleg van de spoorweg van Mechelen naar Dendermonde in 1837 was het gebied vroeg ontsloten geraakt. Onder meer daardoor groeide tegen het einde van de negentiende eeuw onder impuls van Jozef Geyzen de kippenkweek uit tot de belangrijkste industrietak (huwde oudtante van G Walschap).
Zijn kwekerij bood werk aan tientallen mensen en kippenmest was geschikt om schrale landbouwgrond vruchtbaar te maken. In Londerzeel organiseerde hij vanaf 1891 een wekelijkse kippenmarkt. Hij bouwde de villa Vogelzang, die als model voor kippenkwekerijen gold. In Brussel kreeg hij de bijnaam Jefke Kiek (Victor Kiek in ‘Volk’, Nard Baert uit ‘Houtekiet’). Afzetgebied: Duitsland, Nederland en GB. In die tijd stopte de sneltrein voor Oostende en London driemaal per week in Londerzeel om kippen op te laden.
Londerzeel St Jozef was toen een bloeiende en welvarende gemeenschap. (Jos Borré, Gerard Walschap, een biografie, De Bezige Bij Antwerpen, 738 pp).

We stappen verder tot in de Breendonkstraat en steken Topmolen over om achter de huizen te komen in een zijweg van Topmolen.

We kijken hier weer uit op de Brabantse kouters en de achterkant van de kerk van Sint Jozef.
De boodschap die Walschap wilde uitdragen is heel de tijd dezelfde gebleven: de morele verheffing van een volk gegeseld door oorlog en nietszeggend kapitalisme onder druk van een meedogenloos heersende autoriteit. Op een eigenaardige manier brengt hij zichzelf in beeld en verantwoordt hij zich.
De schrijver richt zich geëmotioneerd tot zijn publiek en neemt het op voor wie, in zijn ogen onterecht, moreel veroordeeld wordt. Zonder omwegen zegt hij wat hem op het hart ligt en trekt zich het lot aan over wie hij schrijft: met compassie, mededogen, deernis en menselijk medelijden.
De kracht van de ontvoogdingsgedachte, het ter discussie stellen van een onredelijke autoriteit in de roman ‘Adelaïde’ ontlokt een buitensporige afkeurende reactie uit.

In “Vaarwel dan” (1940) overloopt Walschap de voorbije tien jaar en keert hij zich officieel af van de kerk en het geloof.

In Walschaps ideaal stelt de kunstenaar zich aan het hoofd van de gemeenschap om de mensen naar een verlichte toekomst te leiden.
Welke afzonderlijke thema’s Walschap in de loop van zijn carrière achtereenvolgens ook behandelde, verheffing, ontvoogding en een onverwoestbaar geloof in de vooruitgang zijn altijd de drijfveren van zijn bezieling geweest, de ruggengraat van zijn herhaalde betogen. Zij concretiseerden het humanistische ideaal dat hij vanuit een zekere roeping zijn hele leven heeft uitgedragen. Meer dan 50 jaar heeft hij, aangedreven door deze idealen, de maatschappelijke, morele, literaire en religieuze ontwikkelingen in Vlaanderen becommentarieerd en begeleid, en zoals een geëngageerde cultuurdrager een stempel gedrukt op zijn tijd. (Gerard Walschap, Klassieken uit Vlaanderen, deel 6, Manteau)

Volgens Jos Borré was ‘De heilige Jan Mus’ uit 1979 Walschaps testament. Het is een samenvatting van zijn voorgaande werken, vol autobiografische verwijzingen, een man die in zijn eigen woorden “een echte held van het humanisme” had willen worden, maar die in zijn ogen mislukt is omdat zijn boodschap niet is aangeslagen.
Thema’s als verheffing en morele ontvoogding heeft hij geactualiseerd in een onbuigzaam geloof in de vooruitgang, dat teruggrijpt naar het ideaal van de Verlichting. De filosofie en de kunst zijn ondergeschikt aan de noodzakelijke materiële ontvoogding van de mens (Erst komt das fressen, dann komt die Moral).
“Nu is onze hogere taak de aarde bewoonbaar, het leven leefbaar te maken en de kunst is daartoe een hulpmiddel. Al de rest is cultureluurderij”.

Gedicht uit Waldo:

Tussen geboorte en dood ligt de vrijheid van opinie.
De ene leeft tragisch, de andere rustig en elk denkt het zijne.
De eeuwigheid maakt alle verschillen effen.

We gaan verder naar links de Sint-Jozefstraat in en komen aan het geboortehuis van G. Walschap.

Salut en merci 1955

‘De inutilitate dei= de nutteloosheid van god.’
“Ik had God in het bloed. De punt van de schaduw van de dorpskerktoren viel in bepaalde seizoenen en zonnestand juist voor de drempel van mijn geboortehuis. Hij schoof waarschijnlijk zijn kruis en haantje ook weleens over het dak, juist boven de plaats van mijn wieg. God was mijn eerste liefde, mijn eerste vrees, mijn eerste denkbeeld. Ik gaf hem mijn schoonste deel van mijn leven, als dat de jeugd is. Ik zette voor hem alles op het spel, leven, geluk, sociale positie, reputatie, kunst. Het heeft mij bloedig verwond, voor het leven getekend. Ik ben genezen, hersteld, sterker en gezonder dan tevoren. Ik ben als kunstenaar pas mondig geworden zonder God. Nu ik weet hoe men leeft met God, jarenlang met hem vocht en daarna marcheerde zonder hem, ben ik tot het inzicht gekomen dat hij totaal overbodig is. Of hij bestaat of niet bestaat komt er niet op aan. In harmonie met de denkende mensheid leeft de mens zonder God beter dan met God op de neus. Ik zie hem de goeden niet helpen, de kwaden niet tegenwerken, zijn uitverkoren volk niet zegenen, de katholieke landen niet doen bloeien, de heidense niet laten tenietgaan. Hij grijpt in waar het niet nodig is en blijft uit waar alles om hem schreeuwt. Ik zie dat God zich laat misbruiken voor oorlogen, tweedracht en haat. Ik zie dat de geschiedenis van het christendom de wreedste en agressiefste is van alle. Ik moet integendeel alles danken aan het humanisme en de Franse revolutie. Ik zie niet in waartoe hij nog dient.
Indien er nog een Messias komt, laat het dan diegene zijn die ons van God bevrijdt want er is te veel om hem geleden. Ge komt zonder hem verder dan met hem. Die mens gelijkt hem het meest die hem zo links laat liggen als hij de mens”.