Vrijzinnige wandeling van HV Londerzeel op 11 december 2011 langs de Soo Moermanroute
(samengesteld door Nini Vrijens)

De wandeling is hier op kaart te volgen.

Start aan het (achter een spar bijna weggestoken) standbeeld van Gerard Walschap op de parking van het Gemeenschapscentrum Gerard Walschap.

De bedoeling van deze wandeling is een deel van de Soo Moerman wandeling te maken en aan de hand van teksten uit Antenne, het tijdschrift van de Unie Vrijzinnige Verenigingen (UVV), de boeken van Gerard Walschap en enkele gedichten te komen tot  waarden als gelijkheid, vrijheid en solidariteit die het vrijzinnig en praktisch humanisme kenmerken.

Korte historiek (uit Anne-France Ketelaer, herwerkt door Maarten Peeraer, Scharniermomenten van het vrijzinnig humanisme. Een geschiedenisles, Antenne, 2010, 28e Jg, nr. 2, pp. 5-8)

“De wortels van de vrijzinnigheid en de eerste kritische ideeën duiken op rond de late middeleeuwen (1270 tot 1500) toen er een prille reactie ontstond tegen de uitgesproken onverdraagzaamheid van het katholicisme bij afwijkende overtuigingen.
Gemakshalve wordt de periode van de verlichting  (in Europa, van 1650 tot de Franse Revolutie) als de voornaamste voedingsbodem van de vrijzinnigheid genomen. De verlichting was een politiek en filosofische beweging die de opvattingen over politiek, wetenschap en religie grondig wijzigde. De waarheid werd gezocht op basis van de rede en het verstand. Niet meer op wat de kerkelijke autoriteiten voorschreven (dogma’s). De verlichting stelde de vrijheid van gedachte en geloof voorop. Dit leidde tot de Bill of Rights in de VS (1787) en de Déclaration des Droits de l’Homme in Frankrijk (1789).
In België leidde dit, ondanks de druk van de katholieken, tot de meest progressieve grondwet in Europa. Vrijdenkersbonden en vrijmetselaars loges werden opgericht. In 1837 echter veroordeelden de Belgische bisschoppen de vrijmetselarij, waardoor katholieken gedwongen werden de loges te verlaten.
Na WOII groeide er een sterk vrijzinnige structuur. In 1951 werd het Humanistisch Verbond opgericht. Het bracht een modern humanisme met een eigen ethiek. Het doel was boven en buiten de politieke partijen de vrij-denkende mensen te verenigen, hen ideeëngoed aan te reiken en te ijveren voor volledige gelijkheid tussen gelovigen en niet-gelovigen. Het HVV slaagde er in een moderne visie op vrijzinnigheid te verspreiden, de cursus nietconfessionele zedenleer vorm te geven, de basisgedachte voor de morele dienstverlening te lanceren en netelige dossiers via televisie bespreekbaar te maken.
Het zou echter nog tot 1993 duren vooraleer de niet-confessionele gemeenschappen erkend werden en pas op 21 juni 2002, op de internationale dag van het Humanisme, werd een wet gestemd die de grondwettelijke erkenning van de niet confessionele gemeenschappen concreet en praktisch regelde. Het gestructureerd vrijzinnig humanisme zoals we het vandaag kennen, is dus een zeer frisse en jonge gemeenschap.”

Gerard Walschap heeft eens gezegd: “Tot mijn dertigste was ik gelovig katholiek, van mijn dertigste tot mijn veertigste stierf en herleefde ik en vanaf mijn veertigste ben ik een zodanig ander mens dat ik mij in mijn jeugd niet meer herken.” (Jos Borré, Biografie van Gerard Walschap, 1987,VSADC ‘KC’, Brussel, p.5)

“Van in het begin ben ik een averechtse geweest” Zijn hele leven heeft Walschap overgeleverde waarheden geijkt aan zijn eigen ervaringen, aan het zinnige denken meer dan aan het dogmatisme, aan de ‘condition humaine’ meer dan aan een van boven opgelegde moraal. Koppig heeft hij geweigerd water in de wijn te doen en nooit is hij de discussie of confrontatie uit de weg gegaan. Hij heeft zijn eigen weg gezocht, zijn eigen waarheid bevochten. (Jos Borré, Biografie van Gerard Walschap, 1987, VSADC ‘KC’,Brussel p.10)

We nemen de St. Jozefstraat tot aan het afgebroken geboortehuis van Gerard Walschap (de puinhoop tegenover  de kerk) en blijven staan aan het bord aan het begin van de Soo Moermanroute.

Uit Vaarwel dan (1940, dossier Walschap pp. 19-20):

“Ik ben altijd zwak geweest tegenover elk goed woord, voor bedreigingen heb ik nooit gezwicht. Ik heb altijd trots geantwoord met een uitdaging. Ge kunt hierover filosoferen of dat goed of slecht is van mij, de kern van zijn karakter kan niemand veranderen, ik ben zo, ik moet zo versleten worden. Nog zie ik het bedenkelijk gezicht van de man, die eenvoudig niet kan begrijpen dat iemand, die door Jezuïeten onder vuur wordt genomen, nog kan lachen en nog door te spotten: ‘Zeg hun dat ze maar beginnen, hoe eer hoe liever.’
“Enkele weken later brak de campagne los. Aanvoerders waren inderdaad enkele Jezuïeten, die zich nooit met literatuur hadden beziggehouden. Het was een aanval door speciaal gemobiliseerde strijders. Voor verdediging van het geloof en zeden rukten enkele letterkundigen met hen mee op voor ik één letter van Adelaïde geschreven had.”
“Volgens welke God of leer heeft men jarenlang getracht mij moreel en materieel ten gronde te richten? ‘Ik sta hier, ik kan niet anders’ ”(Vaarwel dan, 1940, p. 55)
“Toen onze generatie 25 jaar geleden mondig werd, nam zij het woord over: ‘Vriend, wij zullen dit land schoner maken’. Mogen wij hebben bereikt wat Vermeylen zei: ‘Vriend, wij zijn geen knoeiers geweest’ ” (Vaarwel dan, 1940, p.144).

Gedicht van Marsman (voorpostgevechten, 1943, in Dossier Walschap, p. 132)

Geef mij een mes
Ik wil deze zwakke zieke plek
Uit mijn lichaam wegsnijden.
Ik heb mij langzaam overeind gezet,
Ik heb gehoord, dat ik heb gezegd
In een huiverend donker beven; Ik erken maar één wet leven

We wandelen via het Gerard Walschapplein (straatje rechts van de oude pastorie naar de zijkant van het kerkhof.

Bij het kerkhof lezen we een gedicht uit Waldo:

Tussen geboorte en dood ligt de vrijheid van opinie.
De ene leeft tragisch, de andere rustig en elk denkt het zijne.
De eeuwigheid maakt alle verschillen effen.


We wandelen verder de Bessembaan in tot aan de Molenbeek en draaien ons dan om. We hebben een zicht op de achterkant van de kerk

De kerk dateert van 1876. De fictieve bouw wordt haarfijn beschreven in Houtekiet (1939) over het ontstaan van het dorp Deps met de stamvaders Jan Houtekiet en Nand Baert.

“De vrolijke mannen van ’t goed leven waren voor de kerk, maar hadden niet de minste confiëntie in de pastoor, want hij zal zich met alles bemoeien. Dan smijten we hem buiten, zegt Bert. Wij bouwen de kerk zelf. Met onze stenen, met onze kalk, met ons hout, met ons werk. De kerk blijft van ons. Staat de pastoor ons niet aan, dan komt hij er niet in” (p.158).
“…Dit is de schoonste tijd geweest voor Deps, toen Deps nog schone tijden beleefde, want nu is Deps een dorp, banaal als een ander, helaas. De bouw was een tijd van vreugde, geestdrift, liefde, eendracht. Ze werd de speelplaats van kinderen, de verzamelplaats van vaders, die er werkten en als er viool werd gespeeld viel het gereedschap op de grond, er ontstonden dansen, na de dans gespeel en geminnekoos naar de aard van onze vaders. Was de plaats daarmee ontwijd, er was nog altijd tijd om ze te wijden, en hadden zij beloofd dat ze voortaan zouden leven in triestigheid wegens gedomme die kerk? Nooit!” (Houtekiet (1939, p.163)

We wandelen de Bessembaan (op de splitsing naar links) af tot tussen de velden.

Daar lezen we een stukje tekst uit Salut en Merci (1955)

“Zon op mijn papier, maak mij helder. Wind, die in die zon vendelzwaait met wasgoed, leer mij vrij zijn.
Help mij schrijven wat ik werkelijk te zeggen heb, de schaamte overwinnen dat het zo weinig is, zo overbodig…
Doordring mij van een licht waarin ik dat erken, een warmte die oprecht maakt…
Geboren om bemind te worden, werd ik gedoemd tot mishagen. Nu schrijf ik mijn laatste vrienden weg. Jaren geleden zwoer ik de eeuwige waarheden af. Toen konden dwazen daar nog een profijtelijk maneuver in zien, kon ik nog hopen één nieuwe vriend te vinden per twee die ik verloor. Nu word ik afvallig in cultuur. Nu wacht mij slechts misprijzen…” (Dossier Walschap, p.147)
“De waarheid kan hard zijn, het bedrog zoet, maar laat de hardste waarheid op de duur niet beter leven dan het zoetste bedrog?” (Dossier Walschap, p.150)
“Ik heb de steile weg genomen, raad in de wind geslagen, kansen versmaad, het hoofd opgericht en gestoten, maar meer bereikt dan van dat stelsel te verwachten is, voor mij meer dan genoeg” (Dossier Walschap, p.153).

We wandelen verder de Bessembaan af naar Sneppelaar toe. 50 m voor Sneppelaar nemen we het weggetje langs de Kapel op  weg naar Ursene

Aan de kapel lezen we een tekst uit Salut en merci (1955, p153)

“Ik had bijna geen vrienden, maar goede. En vele vijanden die ik zorgvuldig heb gekozen. Hun aanval heb ik nooit afgewacht. Ik heb ze correct uitgedaagd, bevochten en overwonnen. Ik ben hun zo dankbaar als mijn vrienden, Zij hebben mij overtuigd dat ik een mens was die iets deed. In zware bekoringen hield de gedachte dat zij mijn oneer niet mochten zien mij beter recht dan aanmoedigingen van vrienden.”

We wandelen verder tot aan het oorlogsmonument aan de Blauwenhoek:

Tijdens WOI vindt de “Slag van Neeravert” plaats op 29 september 1914. Er sneuvelden 130 mensen, waaronder drie officieren.
Juffrouw Orianne uit Londerzeel laat het monument op 29/09/1919 oprichten.

Aan het monument lezen we het gedicht “Internationaal” van Marcel De Backer:

“Er is nog nooit,
Zoveel gesproken, er werden nog nooit zoveel woorden gebroken als nu, met handen vol scherven, die alle hoop bederven dwalen wij af, van de weg naar begrip voor elkaar.
Er werd nog nooit zoveel vergaderd, de mensen waren nog nooit elkaar zo weinig genaderd als nu, met handen vol woorden die nergens meer passen, dwalen wij af van de weg naar begrip voor elkaar.
Er werd nog nooit zo mooi gepraat, er werd nog nooit in zoveel talen gehaat met handen vol duisternis en verblindende ogen, dwalen wij steeds verder af van de weg naar begrip voor elkaar.”

We wandelen via Blauwenhoek, Topmolen en de  Sint Jozefstraat terug tot aan het standbeeld van Gerard Walschap op de parking van het Gemeenschapscentrum Gerard Walschap:

Aan het standbeeld van Gerard Walschap lezen we een gezegde van Immanuel Kant (Grondwerk voor de metafysica van de zeden, 1785):

“Handel zo dat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als in die van een ander, altijd als doel en nooit als middel behandelt”

Uit het moreel testament van Achilles Mussche

Dit kan ik zeggen van mijzelf: Nooit van mijn leven heb ik het hoofd gebogen – voor niemand, vooral voor de machtigen niet, de macht bederft de mens. Altijd koos ik partij voor de rechtvaardigheid, altijd stond ik schouder aan schouder met al wat arm was en klein en verdrukt, - een mens, ik, van opstand en verzet
En altijd ben ik trouw gebleven
Aan wie mijn enige meester was :
Het gebod van mijn geweten.